FAQ stemrechten

U leest hier over de 3 meest gestelde vragen:

FAQ 1: Hoe moet de “10%”-regel uit artikel 206, eerste lid, 3° van het decreet houdende wijzigingen van diverse decreten met betrekking tot wonen worden toegepast?

Regel

Artikel 206, eerste lid, 3° van het decreet van 9 juli 2021 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen bepaalt:

“Woonmaatschappijen, vermeld in artikel 205, §2, van dit decreet, die niet voldoen aan artikel 4.39/2, §1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 zoals ingevoegd bij artikel 83 van dit decreet, kunnen niettemin erkend worden als woonmaatschappij. Tot de datum waarop ze aan artikel 4.39/2, §1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 voldoen, gelden voor deze woonmaatschappijen in afwijking van dat artikel de volgende regels:

[…]

3° andere aandeelhouders dan het Vlaamse Gewest en de provincies, gemeenten en OCMW’s die in het werkingsgebied van de woonmaatschappij gelegen zijn, nemen niet deel aan de stemming in de algemene vergadering van de vennootschap met meer dan een tiende van het aantal aanwezige of vertegenwoordigde stemmen;

[…].”

Hoe moet deze “10%”-regel in de praktijk worden toegepast?

Antwoord

Toepassingsgebied

De “10%”-regel geldt enkel voor woonmaatschappijen, vermeld in artikel 205, §2, van het decreet van 9 juli 2021, die (nog) niet voldoen aan artikel 4.39/2, §1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

 

Het gaat meer specifiek om woonmaatschappijen die de voortzetting vormen van een sociale huisvestingsmaatschappij en, in afwijking van de in artikel 4.39/2, §1 opgenomen erkenningsvoorwaarde, nog andere aandeelhouders hebben dan:

  • het Vlaamse Gewest,

  • de in het werkingsgebied van een woonmaatschappij gelegen provincie(s),

  • de in het werkingsgebied van een woonmaatschappij gelegen gemeenten, en

  • de in het werkingsgebied van een woonmaatschappij gelegen OCMW’s.

Zolang de woonmaatschappij andere aandeelhouders heeft (al is het er maar één), moet de “10%”-regel worden toegepast.

 

Let op: de “10%”-regel vindt in dat geval niet alleen toepassing op particuliere aandeelhouders, maar ook op provincies, gemeenten of OCMW’s die niet in het werkingsgebied van de woonmaatschappij liggen (en die bv. als gevolg van een partiële splitsing aandelen hebben gekregen in die woonmaatschappij).

 

Top

Te volgen stappen
Stap 1

Bereken op het ogenblik van de stemming hoeveel stemmen in totaal op de algemene vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn.

Deel dit totaal door 10.

 

Let op: wanneer aandeelhouders de algemene vergadering na de stemming over een agendapunt verlaten, dan moet u voor de stemming over het volgende agendapunt het totale op de algemene vergadering aanwezig of vertegenwoordigde stemmen opnieuw berekenen.

Stap 2

Ga voor elke aandeelhouder, behalve het Vlaamse Gewest en de in het werkingsgebied van de woonmaatschappij gelegen provincie(s), gemeenten en OCMW’s, na of die meer stemmen heeft dan het resultaat uit stap 1. Zo ja, dan moet u deze stemmen tot het resultaat uit stap 1 beperken. Zo neen, dan blijft het aantal stemmen voor die aandeelhouder na toepassing van de 10%-regel ongewijzigd.

 

Let op: om te bepalen wie uiteindelijk met hoeveel stemmen over een bepaald agendapunt mag stemmen op de algemene vergadering, moet u na de “10%”-regel ook nog de “meerderheid min één”-regel, vermeld in artikel 206, eerste lid, 4° van het decreet van 9 juli 2021 naleven. U moet steeds aan beide regels voldoen. Bij de berekening van het aantal stemmen van elke aandeelhouder van de woonmaatschappij wordt eerst de “10%”-regel en vervolgens de “meerderheid min één”-regel toegepast. Voor een toelichting van de “meerderheid min één”-regel , zie verder.

 

Let op: verloopt de stemming over een bepaald agendapunt geheim (bv. de benoeming van een bestuurder), dan werkt u best een systeem uit dat de vlotte toepassing van de “10%”-regel garandeert zonder de identiteit van de aandeelhouders te onthullen.

Voorbeeld 1 (voorbeeld waarin de “10%”-regel wel moet worden toegepast)

De woonmaatschappij XY heeft zes aandeelhouders:

 

  Aandeelhouders # stemmen per aandeelhouder
1 Lokaal bestuur X 40
2 Lokaal bestuur Y 15
3 Vlaamse Gewest 15
4 Aandeelhouder 20
5 Aandeelhouder 6
6 Aandeelhouder 3
  TOTAAL # STEMMEN 100

 

Aandeelhouders 4 en 5 zijn particuliere aandeelhouders. Aandeelhouder 6 is een gemeente die niet in het werkingsgebied van de woonmaatschappij is gelegen. De “10%”-regel moet bijgevolg worden toegepast.

 

Volgende aandeelhouders zijn op de algemene vergadering aanwezig of vertegenwoordigd:

 

  Aandeelhouders # stemmen per aandeelhouder # stemmen op de algemene vergadering
1 Lokaal bestuur X 40 Afwezig
2 Lokaal bestuur Y 15 15
3 Vlaamse Gewest 15 15
4 Aandeelhouder 20 20
5 Aandeelhouder 6 Afwezig
6 Aandeelhouder 3 3
  TOTAAL # STEMMEN 100 53
 
Stap 1

Totale aantal uitgebrachte stemmen = 53

10% van 53 is 5,3

Het maximum aantal stemmen per aandeelhouder, andere dan het Vlaamse Gewest en de in het werkingsgebied van de woonmaatschappij gelegen provincie(s), gemeenten en OCMW’s, is 5,3.

Stap 2
  • aandeelhouder 2: geen herleiding (lokaal bestuur Y is geen aandeelhouder waarvoor de “10%”-regel geldt)

  • aandeelhouder 3: geen herleiding (het Vlaamse Gewest is geen aandeelhouder waarvoor de “10%”-regel geldt)

  • aandeelhouder 4: 20 stemmen > 5,3 stemmen => herleiding tot 5,3 stemmen

  • aandeelhouder 6: 3 stemmen < 5,3 stemmen => geen herleiding nodig

Resultaat
  Aandeelhouders # stemmen op de algemene vergadering # stemmen op de algemene vergadering na de "10%"-regel
1 Lokaal bestuur X Afwezig /
2 Lokaal bestuur Y 15 15
3 Vlaamse Gewest 15 15
4 Aandeelhouder 20 5,3
5 Aandeelhouder Afwezig /
6 Aandeelhouder 3 3
  TOTAAL # STEMMEN 53 38,3

 

Neem dit resultaat als uitgangspunt voor de toepassing van de “meerderheid min één”-regel.

 

Top

 

Voorbeeld 2 (voorbeeld waarin de “10%”-regel niet moet worden toegepast)

De woonmaatschappij ABCD heeft zes aandeelhouders.

 

  Aandeelhouders # stemmen per aandeelhouder
1 Lokaal bestuur A Afwezig
2 Lokaal bestuur B 15
3 Lokaal bestuur C 15
4 Lokaal bestuur D 20
5 Provincie ABCD Afwezig
6 Vlaamse Gewest 3
  TOTAAL # STEMMEN 100

 

De “10%”-regel moet in dit geval nooit worden toegepast (ook niet op de stemmen van de in het werkingsgebied gelegen provincie ABCD). Het gaat immers om een woonmaatschappij die aan artikel 4.39/2, §1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 voldoet. Zelfs al zou zij de voortzetting van een sociale huisvestingsmaatschappij vormen, heeft zij geen andere aandeelhouders dan het Vlaamse Gewest, de in het werkingsgebied van een woonmaatschappij gelegen provincie(s), de in het werkingsgebied van een woonmaatschappij gelegen gemeenten, en de in het werkingsgebied van een woonmaatschappij gelegen OCMW’s.

 

Top

FAQ 2: Hoe moet de “meerderheid min één”-regel uit artikel 206, eerste lid, 4° van het decreet houdende wijzigingen van diverse decreten met betrekking tot wonen worden toegepast?

Regel

Artikel 206, eerste lid, 4° van het decreet van 9 juli 2021 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen bepaalt:

“Woonmaatschappijen, vermeld in artikel 205, §2, van dit decreet, die niet voldoen aan artikel 4.39/2, §1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 zoals ingevoegd bij artikel 83 van dit decreet, kunnen niettemin erkend worden als woonmaatschappij. Tot de datum waarop ze aan artikel 4.39/2, §1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 voldoen, gelden voor deze woonmaatschappijen in afwijking van dat artikel de volgende regels:

[…]

andere aandeelhouders dan gemeenten en OCMW’s die in het werkingsgebied van de woonmaatschappij gelegen zijn, mogen gezamenlijk alleen aan de stemming in de algemene vergadering deelnemen met maximaal de stemmen die noodzakelijk zijn voor de vereiste meerderheid min één;

[…].”

Hoe moet de “meerderheid min één”-regel in de praktijk worden toegepast?

Antwoord

Toepassingsgebied

De “meerderheid min één”-regel geldt enkel voor woonmaatschappijen, vermeld in artikel 205, §2, van het decreet van 9 juli 2021, die (nog) niet voldoen aan artikel 4.39/2, §1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

 

Het gaat meer specifiek om woonmaatschappijen die de voortzetting vormen van een sociale huisvestingsmaatschappij en, in afwijking van de in artikel 4.39/2, §1 opgenomen erkenningsvoorwaarde, nog andere aandeelhouders hebben dan:

  • het Vlaamse Gewest,

  • de in het werkingsgebied van een woonmaatschappij gelegen provincie(s),

  • de in het werkingsgebied van een woonmaatschappij gelegen gemeenten, en

  • de in het werkingsgebied van een woonmaatschappij gelegen OCMW’s.

Zolang de woonmaatschappij andere aandeelhouders heeft (al is het er maar één), moet de “meerderheid min één”-regel worden toegepast.

 

Let op: heeft de woonmaatschappij geen andere aandeelhouders, dan moet de “meerderheid min één”-regel niet worden toegepast, ook niet op de aandelen die door het Vlaamse Gewest of door de in het werkingsgebied gelegen provincie(s) worden aangehouden.

 

We werken ter illustratie van deze FAQ verder met de voorbeelden uit de FAQ over de “10%”-regel .

 

Top

Voorbeeld 1

De woonmaatschappij XY heeft zes aandeelhouders:

 

  Aandeelhouders
1 Lokaal bestuur X
2 Lokaal bestuur Y
3 Vlaamse Gewest
4 Aandeelhouder
5 Aandeelhouder
6 Aandeelhouder
  TOTAAL # STEMMEN

 

Aandeelhouders 4 en 5 zijn particuliere aandeelhouders. Aandeelhouder 6 is een gemeente die niet in het werkingsgebied van de woonmaatschappij is gelegen. De “meerderheid min één”-regel moet bijgevolg worden toegepast, net zoals de “10%”-regel.

Voorbeeld 2 (voorbeeld waarin de “meerderheid min één”-regel niet moet worden toegepast)

De woonmaatschappij ABCD heeft zes aandeelhouders en volgende aandeelhouders zijn op de algemene vergadering aanwezig of vertegenwoordigd:

 

  Aandeelhouders
1 Lokaal bestuur A
2 Lokaal bestuur B
3 Lokaal bestuur C
4 Lokaal bestuur D
5 Provincie ABCD
6 Vlaamse Gewest
  TOTAAL # STEMMEN

 

De “meerderheid min één”-regel moet in dit geval nooit worden toegepast (ook niet op de stemmen van het Vlaamse Gewest en provincie ABCD). Het gaat immers om een woonmaatschappij die aan artikel 4.39/2, §1, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 voldoet. Zelfs al zou zij de voortzetting van een sociale huisvestingsmaatschappij vormen, heeft zij geen andere aandeelhouders dan het Vlaamse Gewest, de in het werkingsgebied van een woonmaatschappij gelegen provincie(s), de in het werkingsgebied van een woonmaatschappij gelegen gemeenten, en de in het werkingsgebied van een woonmaatschappij gelegen OCMW’s.

 

Top

Te volgen stappen en voorbeeld

Om te bepalen wie met hoeveel stemmen mag stemmen op de algemene vergadering, start u niet met de “meerderheid min één”-regel. U past eerst de “10%”-regel, vermeld in artikel 206, eerste lid, 3° van het decreet van 9 juli 2021 toe. Voor een toelichting van deze regel , zie eerder.

Stap 1

Neem het aantal stemmen waarover elke aandeelhouder na de toepassing van de 10%-regel beschikt als uitgangspunt voor deze berekening.

 

Let op: de berekening gebeurt vóór de effectieve stemming. Of een aandeelhouder uiteindelijk “voor” of “tegen” stemt, of zich zelfs van stemming onthoudt, beïnvloedt deze berekening met andere woorden niet. Enkel bij het bepalen van het uiteindelijke resultaat van de stemming worden onthoudingen niet meegeteld, noch in de teller noch in de noemer.

Voorbeeld

We werken ter illustratie van deze FAQ verder met voorbeeld 1 uit de FAQ over de “10%”-regel en zullen doorheen deze FAQ twee soorten beslissingen bespreken:

  • beslissing bij 75%-meerderheid (bv. de goedkeuring van een statutenwijziging)

  • beslissing bij gewone meerderheid (bv. de goedkeuring van de jaarrekening)

Op de algemene vergadering van woonmaatschappij XY zijn volgende aandeelhouders aanwezig of vertegenwoordigd:

 

  Aandeelhouders # stemmen per aandeelhouder # stemmen op de algemene vergadering # stemmen op de algemene vergadering na de "10%"-regel
1 Lokaal bestuur X 40 Afwezig /
2 Lokaal bestuur Y 15 15 15
3 Vlaamse Gewest 15 15 15
4 Aandeelhouder 20 20 5,3
5 Aandeelhouder 6 Afwezig /
6 Aandeelhouder 3 3 3
  TOTAAL # STEMMEN 100 53 38,3

 

Aandeelhouders 4 en 5 zijn particuliere aandeelhouders. Aandeelhouder 6 is een gemeente die niet in het werkingsgebied van de woonmaatschappij is gelegen.

 

Top

Stap 2

Verdeel de op de algemene vergadering aanwezige of vertegenwoordigde aandeelhouders in twee groepen:

  • Groep A: de in het werkingsgebied van de betrokken woonmaatschappij gelegen gemeenten en OCMW’s

  • Groep B: alle andere aandeelhouders

Let op: hou er rekening mee dat de “10%”-regel geen toepassing vindt op het Vlaamse Gewest en de in het werkingsgebied van de betrokken woonmaatschappij gelegen provincie(s), maar de “meerderheid min één”-regel wel.

Voorbeeld (vervolg stap 1)

  Aandeelhouders # stemmen op de algemene vergadering # stemmen op de algemene vergadering na de "10%"-regel
A.1 Lokaal bestuur X Afwezig /
A.2 Lokaal bestuur Y 15 15
B.3 Vlaamse Gewest 15 15
B.4 Aandeelhouder 20 5,3
B.5 Aandeelhouder Afwezig /
B.6 Aandeelhouder 3 3
  TOTAAL # STEMMEN 53 38,3

 

Lokaal bestuur Y ligt in het werkingsgebied van woonmaatschappij XY en wordt aldus ingedeeld bij groep A.

 

Het Vlaamse Gewest en aandeelhouders 4 en 6 worden ingedeeld bij groep B.

 

Lokaal bestuur X en aandeelhouder 5 zijn afwezig. Met hun stemmen moet bijgevolg geen rekening worden gehouden.

 

Top

Stap 3

Bereken hoeveel stemmen nodig zijn om een bepaalde beslissing goed te keuren en trek voor de berekening van het maximum aantal stemmen binnen groep B van dat aantal één (kleinste) stem (= tot op één honderdste van een stem) af.

  • Voor beslissingen bij gewone meerderheid moet meer dan de helft van het totale aantal uitgebrachte stemmen voor de beslissing stemmen. Het maximum aantal stemmen binnen groep B is dan 50% van het totaal aantal stemmen (= [50% + 1 (kleinste) stem] – 1 (kleinste) stem).

     

  • Voor beslissingen bij 75% meerderheid moet 75% van het totale aantal uitgebrachte stemmen voor de beslissing stemmen. Het maximum aantal stemmen binnen groep B is dan 75% van het totale aantal stemmen, te verminderen met één (kleinste) stem.

     

  • Voor beslissingen bij 80% meerderheid moet 80% van het totale aantal uitgebrachte stemmen voor de beslissing stemmen. Het maximum aantal stemmen binnen groep B is dan 80% van het totaal aantal stemmen, te verminderen met één (kleinste) stem.

Let op: voor deze berekening moet u uiteindelijk telkens verminderen met 0,01 stem. De modelstatuten bepalen immers dat met fracties van stemmen tot twee cijfers na de komma moet worden gewerkt.

 

Let op: de berekening gebeurt vóór de effectieve stemming. Of een aandeelhouder uiteindelijk “voor” of “tegen” stemt, of zich zelfs van stemming onthoudt, beïnvloedt deze berekening met andere woorden niet. Enkel bij het bepalen van het uiteindelijke resultaat van de stemming worden onthoudingen niet meegeteld, noch in de teller noch in de noemer.

Voorbeeld (vervolg stap 2)

  Aandeelhouders # stemmen op de algemene vergadering # stemmen op de algemene vergadering na de "10%"-regel
A.1 Lokaal bestuur X Afwezig /
A.2 Lokaal bestuur Y 15 15
B.3 Vlaamse Gewest 15 15
B.4 Aandeelhouder 20 5,3
B.5 Aandeelhouder Afwezig /
B.6 Aandeelhouder 3 3
  TOTAAL # STEMMEN 53 38,3
Statutenwijziging

Een wijziging van de statuten is alleen aangenomen wanneer zij drie vierde van de uitgebrachte stemmen heeft gekregen.

 

Dat komt in dit voorbeeld neer op 28,725 stemmen (= 0,75 x 38,3). Er moeten dus (minstens) 28,725 stemmen voor de statutenwijziging worden uitgebracht opdat die zou zijn aangenomen. Omdat de modelstatuten bepalen dat maar rekening mag wordt gehouden met honderdsten van stemmen, zal dit in de praktijk betekenen dat minstens 28,73 stemmen voor de statutenwijziging moeten worden uitgebracht. U moet in dit geval immers naar boven afronden om het minimum van 28,725 te halen. Het maximum aantal door het Vlaamse Gewest en aandeelhouders 4 en 6 uit te brengen stemmen is dan 28,72 (28,73 min één (kleinste) stem).

Goedkeuring van de jaarrekening

De jaarrekening is alleen dan aangenomen wanneer de goedkeuring ervan meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen heeft gekregen.

 

De helft komt in dit voorbeeld neer op 19,15. Omdat de modelstatuten voorzien dat (maar) rekening mag worden gehouden met honderdsten van stemmen, zal dit in de praktijk betekenen dat minstens 19,16 (of meer dan 19,15 stemmen) voor de goedkeuring van de jaarrekening moeten worden uitgebracht. Het maximum aantal door het Vlaamse Gewest en de aandeelhouders 4 en 6 uit te brengen stemmen is dan 19,15 (19,16 min één (kleinste) stem).

 

Top

Stap 4

Ga na of de som van de stemmen waarmee de aandeelhouders van groep B aan de stemming deelnemen kleiner, gelijk aan of groter is dan het in stap 3 berekende maximum aantal stemmen binnen groep B.

 

Is die som kleiner of gelijk aan het in stap 3 berekende maximum aantal stemmen binnen groep B, dan is aan de “meerderheid min één”-regel voldaan en hoeven de volgende stappen niet meer te worden genomen.

 

Is die som groter dan het in stap 3 berekende maximum aantal stemmen binnen groep B, dan is niet aan de “meerderheid min één”-regel voldaan en gaat u verder naar stap 5.

 

Let op: de berekening gebeurt vóór de effectieve stemming. Of een aandeelhouder uiteindelijk “voor” of “tegen” stemt, of zich zelfs van stemming onthoudt, beïnvloedt deze berekening met andere woorden niet. Enkel bij het bepalen van het uiteindelijke resultaat van de stemming worden onthoudingen niet meegeteld, noch in de teller noch in de noemer.

Voorbeeld (vervolg stap 3)

  Aandeelhouders # stemmen op de algemene vergadering # stemmen op de algemene vergadering na de "10%"-regel
A.1 Lokaal bestuur X Afwezig /
A.2 Lokaal bestuur Y 15 15
B.3 Vlaamse Gewest 15 15
B.4 Aandeelhouder 20 5,3
B.5 Aandeelhouder Afwezig /
B.6 Aandeelhouder 3 3
  TOTAAL # STEMMEN 53 38,3

 

De aandeelhouders uit groep B hebben (na de toepassing van de “10%” regel) samen 23,3 stemmen.

 

Voor de goedkeuring van de statuten is het maximaal aantal stemmen binnen groep B van woonmaatschappij XY, zoals berekend in stap 3, gelijk aan 28,725.

 

23,3 is kleiner dan 28,725.

 

Aan de “meerderheid min één”-regel is met andere woorden voldaan.

 

Voor de goedkeuring van de jaarrekening is het maximum aantal stemmen binnen groep B van woonmaatschappij XY, zoals berekend in stap 3, gelijk aan 19,15.

 

23,3 is groter dan 19,15.

 

Aan de “meerderheid min één”-regel is niet voldaan. Ga dus door naar stap 5.

 

Top

Stap 5

Bepaal aan de hand van onderstaande formules het nieuwe totale aantal stemmen van de aandeelhouders van groep B.

 

Rond bij het toepassen van deze formule niet af.

  • Beslissing bij gewone meerderheid: stemmen groep Bnieuw = stemmen groep A(oorspr)

     

  • Beslissing bij 75%-meerderheid: stemmen groep Bnieuw = 3x (stemmen groep A(oorspr) - 4x één (kleinste) stem)

     

  • Beslissing bij 80%-meerderheid: stemmen groep Bnieuw = 4x (stemmen groep A(oorspr) - 5x één (kleinste) stem)

Merk op dat de toepassing van de “meerderheid min één”-regel niet raakt aan het totale aantal stemmen van de aandeelhouders van groep A. Dat aantal blijft ongewijzigd.

 

  Aandeelhouders # stemmen op de algemene vergadering # stemmen op de algemene vergadering na de "10%"-regel
A.1 Lokaal bestuur X Afwezig /
A.2 Lokaal bestuur Y 15 15
B.3 Vlaamse Gewest 15 15
B.4 Aandeelhouder 20 5,3
B.5 Aandeelhouder Afwezig /
B.6 Aandeelhouder 3 3
  TOTAAL # STEMMEN 53 38,3

 

Voor de goedkeuring van de statuten is al aan de “meerderheid min één”-regel voldaan (zie stap 4).

 

Voor de goedkeuring van de jaarrekening, een beslissing bij gewone meerderheid, moet volgende formule worden toegepast:

  • stemmen groep Bnieuw = stemmen groep A(oorspr)

     

  • stemmen groep Bnieuw = 15

 

Top

Stap 6

Bepaal tot slot voor elke aandeelhouder van groep B hoeveel stemmen hij of zij mag uitbrengen.

 

Dat aantal is gelijk aan het aantal stemmen dat een aandeelhouder uit groep B na toepassing van de “10%”-regel heeft (zie stap 1), gedeeld door het totale aantal stemmen van de aandeelhouders van groep B na eventuele toepassing van de “10%”-regel (zie stap 1), vermenigvuldigd met het totale aantal stemmen dat binnen groep B mag worden uitgebracht (zie stap 5):

 

Stemmen aandeelhouder Xnieuw = stemmen aandeelhouder X(stap 1)/stemmen groep B(stap 1) x stemmen groep B(stap 5)

 

Rondt u af, dan gebeurt de afronding steeds naar beneden, en doet u dit tot twee cijfers na de komma.

 

Let op: verloopt de stemming over een bepaald agendapunt geheim (bv. de benoeming van een bestuurder), dan werkt u best een systeem uit dat de vlotte toepassing van de “meerderheid min één”-regel garandeert zonder de identiteit van de aandeelhouders te onthullen.

 

  Aandeelhouders # stemmen op de algemene vergadering # stemmen op de algemene vergadering na de "10%"-regel
A.1 Lokaal bestuur X Afwezig Afwezig
A.2 Lokaal bestuur Y 15 15
B.3 Vlaamse Gewest 15 15
B.4 Aandeelhouder 20 5,3
B.5 Aandeelhouder Afwezig Afwezig
B.6 Aandeelhouder 3 3
  TOTAAL # STEMMEN 53 38,3

 

Voor de goedkeuring van de statuten is al aan de “meerderheid min één”-regel voldaan (zie stap 4).

 

Voor de goedkeuring van de jaarrekening, een beslissing bij gewone meerderheid, worden de 15 in stap 4 geïdentificeerde stemmen als volgt over de aandeelhouders uit groep B verdeeld:

- Vlaamse Gewest:

- Aandeelhouder 4:

- Aandeelhouder 6:

 

Aantal stemmen waarmee elke aandeelhouder op de algemene vergadering kan stemmen.

 

  Aandeelhouders # stemmen op de algemene vergadering # stemmen op de algemene vergadering na de "10%"-regel # stemmen na de "10%"-regel en de "meerderheid min één"-regel
A.1 Lokaal bestuur X Afwezig Afwezig Afwezig
A.2 Lokaal bestuur Y 15 15 15
B.3 Vlaamse Gewest 15 15 9,65
B.4 Aandeelhouder 20 5,3 3,41
B.5 Aandeelhouder Afwezig Afwezig Afwezig
B.6 Aandeelhouder 3 3 1,93
  TOTAAL # STEMMEN 53 38,3 29,99

 

De laatste kolom geeft het aantal stemmen weer waarmee elke aandeelhouder kan stemmen. Bij onthouding van een of meerdere aandeelhouders, worden diens stemmen niet meegeteld voor de berekening van het resultaat van de stemming.

 

Resultaat van de stemming (voorbeeld A)

 

  Aandeelhouders # stemmen na de "10%"-regel en de "meerderheid min één"-regel Resultaat stemming
A.1 Lokaal bestuur X Afwezig Afwezig
A.2 Lokaal bestuur Y 15 Tegen
B.3 Vlaamse Gewest 9,65 Voor
B.4 Aandeelhouder 3,41 Voor
B.5 Aandeelhouder Afwezig Afwezig
B.6 Aandeelhouder 1,93 Voor
  TOTAAL # STEMMEN 29,99  
  • Aantal stemmen “voor” = 14,99

  • Aantal stemmen “tegen” = 15

  • beslissing afgekeurd

Resultaat van de stemming (voorbeeld B)

 

  Aandeelhouders # stemmen na de "10%"-regel en de "meerderheid min één"-regel Resultaat stemming
A.1 Lokaal bestuur X Afwezig Afwezig
A.2 Lokaal bestuur Y 15 Onthouding
B.3 Vlaamse Gewest 9,65 Voor
B.4 Aandeelhouder 3,41 Voor
B.5 Aandeelhouder Afwezig Afwezig
B.6 Aandeelhouder 1,93 Voor
  TOTAAL # STEMMEN 29,99  

 

  • Aantal stemmen “voor” = 14,99

  • Aantal stemmen “tegen” = 0

  • beslissing goedgekeurd

 

Top

FAQ 3: In welke volgorde moeten de “10%”-regel uit artikel 206, eerste lid, 3° en de “meerderheid min één”-regel uit artikel 206, eerste lid, 4° van het decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen worden toegepast?

Antwoord

Bij de berekening van het aantal stemmen van elke aandeelhouder, wordt eerst de “10%”-regel en vervolgens de “meerderheid min één”-regel toegepast.

 

Voor een voorbeeld, lees de FAQ over de toepassing van de “10%”-regel , onmiddellijk gevolgd door de FAQ over de toepassing van de “meerderheid min één”-regel .